Zich aanmelden

Met Facebook aanmelden

of

Uw informatie is niet correct.
Ik meld me aan Wachtwoord vergeten?
Er is geen Facebook-account verbonden aan de website, schrijf u in.

Wachtwoord vergeten?

×
Mijn wachtwoord opnieuw instellen
Je ontvangt een e-mail voor het instellen van een nieuw wachtwoord.
Geen account gekoppeld aan dit e-mailadres

Nog geen account?
SCHRIJF JE GRATIS IN.

Nostalgie / YOUNGTIMERS VERZAMELAARS: Lucky 7

Geschreven door Johan Dillen op 19-05-2018

“Had ik het toen maar geweten...”, de bedenking komen we op deze pagina’s nog tegen. Het blijft natuurlijk koffiedik kijken, maar hier volgen toch zeven modellen waarvoor het nu of nooit is. Omdat ze zeldzaam zijn, omdat ze het publiek beroeren, of gewoon omdat ze nu betaalbaar zijn.

1. Alfa Romeo Spider (1995–2006)

Toen Alfa Romeo in 1995 de nieuwe Spider lanceerde, was de schok groot. Een roadster met een op zijn zachtst gezegd aparte look… en vooral met voorwielaandrijving. De echte Alfa-liefhebber had er tijd voor nodig om hem te omarmen. Maar eerlijk: ook deze Spider was in zijn genre best overtuigend. Hoewel bijna 200 kilogram zwaarder dan zijn voorganger is de Spider met de 2.0 Twin Spark voldoende snel (0-100 km/u in 8,4 seconden). Zijn stuur is erg direct en zijn achtertrein speelt graag mee. Bovendien kun je altijd opteren voor de 3-liter-V6, nog een echte ‘Busso’. De mechaniek is betrouwbaar, maar er zijn waarschuwingen over oliepompen die voortijdig de geest geven. Ook de distributieriem moet tijdig worden gewisseld. En ter hoogte van de aansluiting tussen de kap en raamstijl kan water insijpelen. Voor 5.000 euro heb je al een mooie tweeliter; de V6 is moeilijker te vinden en iets duurder.

 

2. Aston Martin DB7 (1994–2003)

Ten opzichte van een V12-Ferrari (456 GT of 550 Maranello) lijkt de waarde van de Aston Martin DB7 nog veel groeipotentieel te vertonen. Voor 40.000 tot 50.000 euro vind je al een DB7 Vantage met V12-motor (vanaf 1999), zelfs een Volante (de cabrio). Wie de prijsevolutie van de Aston uit de jaren tachtig zag, kan er redelijk zeker van zijn dat ook de DB7 in de toekomst alleen maar in waarde zal stijgen. Zeker omdat het design van Ian Callum er jaar na jaar mooier en tijdlozer op lijkt te worden. De supercharged zescilinder-DB7 is er zelfs al voor minder dan 40.000 euro, maar het risico is groot dat de kapitaalkrachtige Aston-liefhebber daarvoor altijd zijn neus zal ophalen. Weet ook dat de DB7 een erg dure vogel is in onderhoud, zelfs al heeft hij zijn basis gemeenschappelijk met de Jaguar XJS. Om de aluminium motor in toptoestand te houden is permanente koeling met antivries noodzakelijk. Een lichtblok vervangen is peperduur, net als een nieuwe aircocompressor plaatsen. Bij DB7’s zonder volledige historiek keert u meteen beter op uw stappen terug.

3. Audi TT (1998–2006)

Audi TT’s: je hebt ze spotgoedkoop – 3.500 euro – en je hebt ze iets duurder – vanaf 5.000 euro. Het verschil? De mate waarin de eigenaar zorg heeft gedragen voor zijn auto. De eerste TT (1998) is inmiddels een icoon. De basis is VW Golf, de motoren bekende VAG-exemplaren. Onderdelen zijn dus nog probleemloos te vinden, en evenmin al te duur. In zijn eerste productiejaar had de TT te kampen met een onstabiele kont. De auto moet aantoonbaar teruggeroepen zijn, en voorzien van ESP én een kleine achterspoiler. Roest is doorgaans geen probleem bij Audi’s, maar de binnenkant van de wielkasten vooraan is een teer punt. De 1.8-turbobenzine is betrouwbaar, maar maakte vaak het voorwerp uit van tuning, wat de turbo zwaarder belast. De TT was destijds een van de eerste modellen met de DSG-versnellingsbak, in combinatie met de 3.2 V6-motor. Een toekomstige klassieker? Reken maar van ja.

4. BMW Z3 Coupé (1998–2002)

Vergeet de Z3 M Coupé, waarvan de prijs al door het dak gegaan is (vlot meer dan 40.000 euro). Maar voor om en bij 15.000 euro kun je al genieten van én de romige zes-in-lijn én van een van de meest eigenzinnige keuzes van de jaren 90. Met zowel de 2.8i (193 pk) als de 3.0i (231 pk) zit je zelden om vermogen verlegen. Het concept is geweldig: je zit bij wijze van spreken op de achterwielen met de motor voor je neus en de versnellingsbak op een verhoogde tunnel naast je. Kies voor de betere rijbeleving dan ook voor de manuele zesbak. De Z3 kwam uit BMW’s Amerikaanse fabriek in Spartanburg en dat is het interieur ook wel aan te zien. In essentie: hoe minder snufjes erop zitten, hoe beter. Verwacht ook niet te veel van de koffer, die is vooral symbolisch. Zijn grootste nadeel: de fiscale lasten, die stevig doorwegen voor een auto die je vooral als hobbyvoertuig gebruikt.

 

5. Fiat Barchetta (1995–2006)

2001 is nog niet zo lang geleden toch? En nochtans lijkt het al een eeuwigheid sinds Fiat nog blijk gaf van enige creativiteit, want dat jaar kwam de Barchetta op de markt. De Punto-basis hield hem nog best betaalbaar, en het design van Andreas Zapatinas is er met het verstrijken van de tijd alleen maar mooier op geworden. Door een constructiefout bij exemplaren tot mei 1996 snijdt de dakconstructie in de stof van de kap bij verkeerde manipulaties – check de delen boven de zijruiten. Daarnaast durft de variabele kleptiming defecten te vertonen, waarbij de benzinemotor als een diesel klinkt rond 2.000 o/m. Leuk weetje: volgens sommige bronnen zijn de eerste 1,8-literbenzinemotoren iets krachtiger dan de 131 pk die Fiat zelf aangeeft. Reken op 5.000 tot 7.000 euro voor een Barchetta. Met 57.890 geproduceerde exemplaren zou hij wel eens snel zeldzaam kunnen worden.

6. Porsche 911 ’996’ (1999–2004)

Ja, dit is de 911 die niemand wil. Met de verfoeide ‘spiegeleieren’ als lichtblokken, en als eerste watergekoelde 911 sowieso al vervloekt door de puristen. Maar dat wil niet zeggen dat hij de naam Porsche onwaardig is. Ongeliefd maakt ook dat de prijzen laag blijven, waardoor je tussen 20.000 en 25.000 euro al heel wat keuze hebt… en groeipotentieel. Een 996 kopen is niet zonder risico, met name de tussenaslager is als gevolg van een probleem met een dichting een kwetsbaar onderdeel. Het risico is groot en de motor kan dan helemaal in de soep draaien, maar een beetje specialist vervangt die dichting preventief. Ook de lager kan worden vervangen door een beter exemplaar. Blijkbaar zijn vooral auto’s met lage kilometerstanden en ‘braaf’ gebruik gevoelig voor dit probleem. Iets om na te gaan dus... De 3.4-motor (300 pk) is betrouwbaarder dan de 3.6 (320 pk) die volgde vanaf 2001. Manueel schakelen is aangenamer dan met de Tiptronic-automaat.

7. Smart Roadster (2002–2005)

De Roadster werd maar kort geproduceerd, waardoor de productie al bij al beperkt bleef (43.000 exemplaren). Voeg daarbij zijn aparte statuut, met achterwielaandrijving en een laag gewicht, waardoor hij de eerste echt leuk sturende Smart werd, en je ziet meteen dat hij verzamelaarspotentieel heeft. Met 82 pk (61 pk bestaat ook) uit zijn 0,7 liter kleine turbomotor en een CO2-uitstoot van 122 g/km is hij vandaag nog altijd belastingvriendelijk. Voor 4.000 tot 6.000 euro heb je keuze te over, en eens op stap met de Roadster wil je nooit meer stoppen. De karakteristieke ronk van de driecilinder lijkt beter te passen bij de sportieve Roadster dan bij de gewone Smart. Deze ‘targa’ weegt minder dan 1 ton, maar verwacht geen GTI-prestaties. Door zijn lage zwaartepunt weet hij wel te verrassen in de bochten. Jammer genoeg ontbreekt het aan stuurgevoel en is er de gerobotiseerde versnellingsbak traag.

BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!

Ik schrijf me in

Nieuws

Aanbevolen nieuwsberichten