De wording van de Citroën C4 is een schoolvoorbeeld van
een fenomeen waarmee iedere multimerkenconstructeur
onvermijdelijk geconfronteerd wordt. Enerzijds moeten de culturele eigenschappen van ieder merk behouden blijven, anderzijds moeten de goedgekeurde industriële investeringen zo veel mogelijk verdeeld worden. Maar
hoewel overeengekomen was dat voor de C4 het platform (wielbasis, ophangingsprincipes), de motoren en de overbrengingen overgenomen zouden worden van de Peugeot 307, hebben de productverantwoordelijken van Citroën de nodige investeringen gevraagd en gekregen (toch nog 720 miljoen euro, waarvan 300 miljoen ontwikkelingskosten en 420 miljoen industriële investeringen) om van de C4 een echte Citroën te maken.
Op die manier konden de designers nagenoeg met een schone lei beginnen (geen enkel koetswerkelement wordt gedeeld met de 307) en een lagere, dus meer gestroomlijnde C4 tekenen (een erfenis van de DS, GS en CX), die logischerwijs de recente stijlkenmerken van het merk overneemt.
In dit artikel : Citroën