Test Audi TT Coupé 3.2 DSG

De DSG-bak is ontworpen voor koppelwaarden tot 350 Nm en zal dus wellicht niet gecombineerd worden met grotere motoren dan de V6 van 3,2 liter. Maar het is denkbaar dat hij, gekoppeld aan de beste overdwarse viercilinders van het Audigamma, het rijplezier van nog toegankelijkere modellen zal kunnen vergroten. In ieder geval bereikt het sportieve karakter van de TT, die stilaan begon te lijden onder het feit dat hij alleen als 1.8 T beschikbaar was, zijn top met de 3.2 V6 Quattro en de DSG-bak. Ik verkies hem zelfs boven een Porsche Boxster S Tiptronic S. Om maar te zeggen... Audi heeft hiermee een uniek aanbod in handen, dat het mooi heeft kunnen inpassen tussen de concurrentie op de markt van de sportieve gerobotiseerde versnellingsbakken: op enkele euro's na kost de TT Coupé 3.2 ongeveer evenveel als de Alfa 156 GTA Selespeed (250 pk), de BMW 330Ci Coupé (231 pk) met gerobotiseerdeSMG-C-bak, of de BMW Z4 3.0i SMG-C. En dan zwijgen we nog over Mercedes, dat zijn SLK 320 (op het einde van zijn carrière) niet aanbiedt met Sequentronic. Die is trouwens met zijn manuele zesbak niet alleen duurder, maak ook minder sportief dan onze TT DSG. De Audi haalt het van alle rivalen qua verfijning en uitvoeringssnelheid, zowel van de gerobotiseerde manuele bakken als van de sequentiële automaten. De DSG combineert het beste van twee werelden.