Test Honda S2000 vs Lotus Elise 111R

Veertig jaar na de S800 en de Elan blijven Honda en Lotus nog steeds hun ideaal van een sportauto herinterpreteren. Voor het Japanse merk, de grootste motorenfabrikant ter wereld, is zo'n sportwagen eigenlijk een juwelendoosje voor uitzonderlijke mechaniek. De S2000 ontsnapt niet aan die regel en wordt aangedreven door niet minder dan de atmosferische
seriemotor met het hoogste specifieke vermogen (120 pk/l) die op dit moment in autoland geproduceerd wordt:
een tweeliter-viercilinder van 240 pk. Lotus heeft een heel andere aanpak. De Engelse constructeur, die op industrieel vlak minder gewicht in de schaal te werpen
heeft, bouwde zijn reputatie op met zijn onderstellen, en heeft nog maar zelden zijn eigen motoren
geproduceerd. Het merk gaat daarvoor liever shoppen
bij Ford, Renault, Isuzu of nu bij Toyota. Om de jongste versie van de Elise, de 111R, aan te drijven, werd namelijk gekozen voor de motor van de Celica T Sport. Een keuze die gedicteerd werd door het specifieke rendement, aangezien Lotussen al sinds mensenheugenis voordeel halen uit een uitzonderlijk
laag gewicht, om te beginnen dat van de motor. Met 192 pk voor 1.796 cc (107 pk per liter) behoort ook Toyota's viercilinder in zijn specialiteit tot de beste van het moment.