Het eerste wat opvalt wanneer we de resultaten van onze grote mobiliteitsenquête analyseren, is dat er uitgesproken regionale verschillen zijn. In Vlaanderen is de elektrische auto bijvoorbeeld duidelijk al beter ingeburgerd dan in Wallonië. Ook de fietsinfrastructuur is bezuiden de taalgrens aanzienlijk minder uitgewerkt, wat mede verklaart waarom in Wallonië de alternatieven voor de auto maar moeilijk ingang lijken te vinden.
Meer algemeen schetst deze enquête een gedetailleerd beeld van de gewoontes en de frustraties van de Belg in het kader van de energietransitie die de autosector doormaakt. Waarbij enkele trends naar voren komen en nuttige pistes worden aangereikt om tot een toekomst te komen waarin ecologie, praktisch gemak en efficiëntie met elkaar verzoend worden.
DE AUTO ALS HOEKSTEEN
Alle inspanningen om meer duurzame manieren van vervoer te promoten ten spijt, blijft de auto koning. Voor maar liefst 90,5 procent van de ondervraagden blijft de auto hun voornaamste vervoermiddel, waarbij meer dan de helft van de respondenten aangeeft die wagen ook elke dag te gebruiken. Hoewel de opmars van de elektrische auto intussen ingezet lijkt, blijft het Belgische wagenpark vooral bestaan uit verbrandingsmotoren. Benzine (40,7 procent) is daarbij beter vertegenwoordigd dan diesel (31,9 procent).
Opvallend zijn de regionale verschillen. Vlaanderen staat duidelijk al verder in de ‘groene’ transitie: 47,6 procent van de Nederlandstalige respondenten overweegt naar eigen zeggen de aankoop van een elektrische of hybride auto, terwijl dat bij de Franstaligen maar 28,2 procent is. Grote verschillen zien we evenzeer bij de aangehaalde alternatieven voor de auto: Vlamingen nemen veel vaker de fiets, in Wallonië wordt daarvoor dan weer meer een beroep gedaan op het openbaar vervoer.
Nu blijft de milieu-impact van een voertuig slechts een secondaire rol spelen bij de keuze van een wagen. Het belangrijkste aankoopcriterium is in beide landshelften comfort, gevolgd door prijs en verbruik. Voor zover er al sprake is van een mentaliteitsshift, wordt die nog afgeremd door economische obstakels. De Belg is trouwens ook opvallend streng voor zijn lokale bestuur: ongeveer 2 op 3 ondervraagden zijn van oordeel dat de maatregelen die hun gemeente neemt om de mobiliteit te bevorderen, weinig tot geen effect hebben.
FRUSTRATIES EN VERWACHTINGEN
61,5 procent van de ondervraagden zegt bereid te zijn om vaker het openbaar vervoer te nemen… als daar een aanzienlijke verbetering inzake dienstregeling, een grotere zekerheid qua dienstverlening (vertraging, staking, enzovoort) én een betere dekking tegenover zou staan. Dat laatste lijkt vooral in Wallonië nog een probleem. Het zuiden van het land lijdt evenzeer onder een schrijnend gebrek aan veilige voet- en fietspaden.
De grootste wens op mobiliteitsvlak is echter in alle regio’s dezelfde: maar liefst 76,3 procent van alle respondenten gaf aan dat ze graag beter onderhouden wegen zouden zien. Met op nummer twee in Vlaanderen meer en betere fietspaden, en in Wallonië een betere toegang tot openbaar vervoer. Onze enquête peilde ook nog naar autodelen, maar dat blijft voorlopig een fenomeen in de marge: slechts 2,6 procent gaf aan geregeld aan carsharing te doen. De incentives vanuit de politiek schieten op dat vlak blijkbaar tekort.
UITEENLOPENDE PRIORITEITEN
We zeiden het al: een verbetering van de bestaande wegeninfrastructuur is voor de Belg prioriteit nummer één, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Tegelijk lijkt de mobiliteit van de toekomst in de verschillende gewesten van ons land andere klemtonen te leggen. Om de transitie naar een duurzamere mobiliteit te versnellen, kan een plan van aanpak dus best worden afgestemd op die lokale behoeften. Zo zit de Vlaming nog te wachten op een betere laadinfrastructuur voor elektrische auto’s, terwijl in Wallonië een beter openbaar vervoer primordiaal is.
Tot slot peilden we ook nog even hoe de Belg staat tegenover de zelfrijdende auto. Sceptisch, zo blijkt: slecht 12,9 procent van de ondervraagden zou er nu al blindelings op durven te vertrouwen, 14,1 procent eventueel nog wel. Een dikke helft van de ondervraagden is echter duidelijk nog niet klaar voor de zelfrijdende auto, waarbij veiligheid en het ontbreken van een geschikte infrastructuur het vaakst als reden voor dat wantrouwen worden genoemd.
Alles bij elkaar komt uit dit onderzoek het beeld naar voren van een land dat in volle transitie is. Eentje waarin de auto centraal blijft staan, maar waar de roep om duurzame alternatieven toch ook steeds luider klinkt. Om tegemoet te komen aan de verwachtingen van de Belgen én tegelijk de klimaatdoelstellingen te halen, zal ons land zwaar moeten investeren in infrastructuur, in eerlijke ondersteuningsmaatregelen en in sensibilisering. Met het juiste beleid, aangepast aan elke regio, heeft België echter het potentieel om een modelleerling te worden in de overgang naar een inclusieve en duurzame mobiliteit.
Benieuwd naar de volledige resultaten van deze enquête? Klik hier !