Nauwelijks was Donald Trump aangesteld als president van de VS, of hij richtte zijn pijlen al op de invoer van auto’s afkomstig van de drie grote handelspartners van Amerika. Waarmee hij de belofte die hij tijdens zijn campagne had gedaan, prompt nakwam: een invoerheffing invoeren van 25 procent op auto’s die in Canada en Mexico gebouwd worden (ter info, dat geldt voor 22 procent van de nieuw verkochte auto’s in de VS, of zo’n 3,6 miljoen voertuigen), en van 10 procent op auto’s afkomstig uit China.
Nu moeten we daar meteen aan toevoegen dat de soep misschien niet zo heet zal worden gegeten als ze wordt opgediend: er wordt op het moment van schrijven nog druk onderhandeld, en er zijn ook nog enkele bezwaren uit de weg te ruimen. In elk geval was deze boodschap zeker voor de eerste twee landen een slag in het aangezicht. Sinds het vrijhandelsakkoord tussen de drie landen uit 1992 (toen nog opgezet onder George W. Bush) zijn Canada en Mexico altijd trouwe handelspartners van Amerika geweest.
Illegale immigratie en de drugstrafiek
Zelfs al brengt zijn aankondiging dat akkoord in gevaar, wettelijk – ‘ethisch’ is wat anders – is Donald Trump gemachtigd om zo’n heffingen in te voeren. Dat is een gevolg van de befaamde ‘executive power’ waarover elke president beschikt. Trump baseert zich in dit geval op de IEEPA-wet (de International Emergency Economic Powers Act) uit 1977, die de zittende president de toestemming geeft om de internationale handel te reguleren.
Hij moet dan wel eerst een nationale noodtoestand hebben afgekondigd als antwoord op een ongewone en uitzonderlijke bedreiging voor de VS waarvan de oorsprong (voornamelijk) buiten de landsgrenzen ligt. Die bedreiging in kwestie is volgens Trump de illegale immigratie en de drugstrafiek, voornamelijk van fentanyl, waaraan ieder jaar zo’n 75.000 Amerikanen sterven. Al heeft Trump wel een erg vrije invulling gegeven aan dat principe, door te stellen dat “de afhankelijkheid van Amerika van auto’s die in het buitenland worden gebouwd, de staat van paraatheid en de economische veiligheid van het land kunnen schaden in het geval van een conflict of crisis”.
Handelsonevenwicht
Helemaal uit de lucht gevallen komen die invoerheffingen niet. Ook in 2019, tijdens zijn eerste ambtstermijn als president van de VS, had Donald Trump al een heffing van 25 procent willen invoeren op auto’s en auto-onderdelen afkomstig uit de EU, Japan, en Zuid-Korea. Dat dreigement werd echter nooit bewaarheid: de beslissing werd eerst zes maanden uitgesteld, en uiteindelijk helemaal afgeblazen. Ditmaal zou de impact van de heffingen echter veel verder gaan, omdat Trump nu de drie grootste handelspartners van Amerika viseert.
Een belangrijk aspect daarbij is dat de VS veel meer importeert uit die drie landen dan dat het ernaar exporteert: er was in 2024 sprake van een handelstekort van 535 miljard dollar, te verdelen over China (295 miljard dollar), Mexico (172 miljard dollar) en Canada (68 miljard dollar). Specifiek voor auto’s zijn de trends gelijkaardig: Amerika voerde voor respectievelijk 34 en 27 miljard dollar auto’s in uit Mexico en Canada, terwijl het omgekeerd maar voor 3,3 en 17 miljard dollar voertuigen naar die landen uitvoerde.
De uitzondering hier is China, waar er specifiek voor auto’s wel een handelsoverschot is: de VS voerde voor 3,3 miljard dollar auto’s uit China in, maar exporteerde omgekeerd wel voor 5,7 miljard voertuigen naar de Volksrepubliek. Niettemin is er sprake van een groot onevenwicht, wat zou kunnen verklaren waarom Trump specifiek de autosector op de korrel neemt met zijn maatregelen.
Geen gewonnen spel
De president heeft echter nog geen gewonnen spel, want vanuit allerlei hoeken stijgt er unisono tegengas op. Met de economisten op kop. Los van de achterliggende reden achter zo’n eenzijdige invoerheffing waarschuwen die voor nadelige effecten in de vorm van minder keuze aan producten en hogere consumptieprijzen. Want laat er geen twijfel over bestaan: uiteindelijk is de consument de dupe van de invoerheffingen – producenten, invoerders en verkopers zullen die gewoon doorrekenen.
Analisten schatten dat de heffingen op auto’s en auto-onderdelen de gemiddelde nieuwe auto ongeveer 2.700 dollar duurder zouden maken en de inflatie (die op dit moment 2,9 procent bedraagt in de VS) met een half procent zouden verhogen. De universiteit van Yale becijferde dat de invoerheffingen het gemiddelde Amerikaanse gezin per jaar ongeveer 1.000 à 1.200 dollar extra zouden kosten.
De hele idee achter die invoerheffingen is natuurlijk de hoop dat bedrijven sneller zullen opteren voor lokale productie, wat de nationale economie een boost kan geven. Dat klopt ten dele, maar in die vergelijking spelen natuurlijk ook aspecten als de beschikbaarheid van lokale industrie en infrastructuur, de kosten van werkuren, het aanbod en vooral de kwaliteit en de prijs van de producten een cruciale rol.
Amerikaanse merken het hardst getroffen
En als het dan specifiek over de auto gaat, maakt Amerika eerlijk gezegd niet zo’n goede beurt. Ford, GM en Chrysler (intussen deel van Stellantis) zijn de voorbije vijf jaar aan een voorzichtige heropleving bezig, maar hun modellen hinken nog altijd ver achterop wat value for money, duurzaamheid en betrouwbaarheid betreft. Het feit dat op dit moment slechts 34 procent van de in Amerika verkochte auto’s ook daadwerkelijk in de VS gebouwd wordt, is veelzeggend in dat verband.
Overigens zijn het ook de grote Amerikaanse merken die het sterkst getroffen worden. Ford produceert 12 procent van zijn voertuigen in Canada en Mexico, terwijl GM Mexico’s grootste autobouwer is. Om maar te zeggen dat Trumps aankondiging ookbij de The Big Three in het verkeerde keelgat is geschoten, hoewel zij voorlopig nog met enige reserve reageren op de voorstellen van de ‘Commander in Chief’.
Waaraan je voelt dat er toch nog altijd een vorm van respect is voor de president – zij het minder en minder. In theorie zouden importheffingen ook nieuwe buitenlandse autobouwers kunnen overtuigen om fabrieken in de VS te openen, naar het voorbeeld van VW, BMW, Volvo, Hyundai, Kia, Mercedes of Toyota. Al is zo’n importtaks maar een van de vele parameters die in zo’n beslissing meespelen. En niet eens een duurzame, want niemand weet hoelang die invoerheffingen stand zullen houden.
Van uitstel naar afstel?
Uiteraard heeft ook de pers al kritiek gehad op Trumps plannen, en soms in niet mis te verstane bewoordingen. Het krachtigste statement lazen we in het nochtans heel ernstige Wall Street Journal, dat het in een opiniestuk had over “de domste handelsoorlog uit de geschiedenis”, eentje waar niemand beter van wordt. China zelf heeft gereageerd op zijn vertrouwde, onderkoelde manier en klacht neergelegd bij de Wereldhandelsorganisatie… waarvan geweten is dat Trump er sowieso geen al te hoge pet van op heeft.
Mexico heeft bij monde van zijn presidente, Claudia Sheinbaum dan weer gereageerd met een eigen invoerheffing van 25 procent op alle producten afkomstig uit de VS. Canada wil hetzelfde doen, en zelfs nog verder gaan: premier Trudeau dreigt ermee zijn eigen aardolie en aardgas 100 procent duurder te maken. Een tegenmaatregel die nefast zou zijn voor enkele Amerikaanse buurstaten van Canada, zoals Michigan, nota bene een van Amerika’s grootste autoproducerende regio’s. Om dat even in perspectief te zetten: de VS is voor ongeveer 56 procent van zijn energiebevoorrading afhankelijk van zijn noorderburen.
Die felle tegenmaatregelen hebben ertoe geleid dat Trump zijn geplande invoerheffingen voor beide buurlanden 30 dagen heeft uitgesteld, tot begin maart (de 10 procent voor China is wel al van kracht). Vermoedelijk is dat uitstel net als in 2019 weer het begin van afstel, en komst er nog een compromis uit de bus tussen de drie betrokken landen – een soort pax americana, als je wilt. Waarom we daar vrij gerust in zijn? Omdat Trump blijft wie hij is: een gokker met een grote mond en een voorliefde voor blufpoker.
Tekst: Bernard Geenen