Zich aanmelden

Met Facebook aanmelden

of

Uw informatie is niet correct.
Ik meld me aan Wachtwoord vergeten?
Er is geen Facebook-account verbonden aan de website, schrijf u in.

Wachtwoord vergeten?

×
Mijn wachtwoord opnieuw instellen
Je ontvangt een e-mail voor het instellen van een nieuw wachtwoord.
Geen account gekoppeld aan dit e-mailadres

Nog geen account?
SCHRIJF JE GRATIS IN.

Nostalgie / 100 jaar Spa-Francorchamps: de Formule 1

Geschreven door Alain Devos op 28-08-2021

Het circuit van Spa-Francorchamps viert in de zomer van 2021 zijn 100ste verjaardag, en de Formule 1 loopt als een rode draad doorheen die geschiedenis. Wij blikken ter gelegenheid van de Grote Prijs van België 2021 uitgebreid terug.

Nog voordat er sprake was van de Formule 1, was de hoogste autosportklasse al vaste klant op Spa-Francorchamps. De geschiedenis van beide loopt dan ook als geliefden hand in hand. Al was de relatie niet altijd even intiem.

Er waren voordien al wedstrijden die je achteraf bekeken als Formule 1-races zou kunnen bestempelen, maar het wereldkampioenschap met die naam startte officieel pas in 1950. Met de grote prijs van Groot-Brittannië in Silverstone op 13 mei als opener. België stond toen als vijfde race op de kalender en verwelkomde de prille F1 op 18 juni op het toen nog zo’n 14 kilometer lange circuit van Francorchamps. Als winnaar kwam Juan Manuel Fangio over de meet, in een Alfa Romeo 158.

>>> Koop onze extra editie '100 jaar Spa-Francorchamps' (150 pagina's) in de krantenwinkel of via onze webshop.

De kampioenen

Het valt op dat de erelijst van de Belgische GP bijna enkel grote namen telt. Ook nadat de omloop in 1979 om veiligheidsredenen met zowat de helft werd ingekort, bleef de F1-race er eentje die de echte kampioenen van de meelopers en andere tweede violen wist te scheiden. Op Francorchamps win je blijkbaar zelden ‘zomaar’, je bent er als piloot vaak co-auteur van een straf stukje F1-geschiedenis.

Dat deed Jim Clark al doen hij er van 1962 tot 1965 vier keer na elkaar won, dat deed Ayrton Senna met zijn indrukwekkende reeks van vijf zeges in de jaren 80 en 90 en dat deed ook Michael Schumacher met zijn spraakmakende Jordan-debuut in 1991 en een jaar later nog eens opnieuw met zijn eerste overwinning in een Benetton. De eerste van zes op het circuit trouwens, ook voor de Duitser werd Francorchamps de favoriete stek op de kalender. Juan Manuel Fangio won er drie keer, Kimi Räikkönen vier keer, Damon Hill en Sebastian Vettel elk drie keer en Alain Prost twee keer. Voor de nog actieve Lewis Hamilton staat de teller ook al op vier. Zonder uitzondering piloten die ook minstens één keer wereldkampioen werden, in toeval moet je met dit soort lijstjes niet geloven. Nog wat namen op de erelijst van deze eeuw: Mika Häkkinen, Jenson Button, Daniel Ricciardo, Nico Rosberg, Charles Leclerc…

Max Verstappen won er nog niet, maar dat is ongetwijfeld slechts een kwestie van tijd.

Slecht weer

De F1-geschiedenis van Francorchamps kan voor een stukje worden vergeleken met die van de Nürburgring. Toch tot de gruwelcrash van Niki Lauda in 1976 op de beruchte en vooral gevreesde Nordschleife, alias ‘De Groene Hel’, nog zo’n omloop die al een tijdje overduidelijk te lang, te listig en veel te gevaarlijk was geworden voor de alsmaar snellere en toen nog erg fragiele bolides. Met het bannen van de F1 van de Nordschleife verloor de Duitse grote prijs meteen ook het grootste deel van zijn dramatiek, de circuits van Hockenheim en later ook de compleet vernieuwde en veel kortere Nürburgring zouden nog zelden echte helden maken.

Dat lot had ook Francorchamps kunnen treffen. Sinds de start van het F1-kampioenschap in 1950 gold het circuit als een van de meest uitdagende én meest angstaanjagende op de kalender. Uit het oorspronkelijke parcours van voor de Tweede Wereldoorlog waren nog wat bochten weggehaald, eigenlijk was alleen La Source nog een draai waar de piloten volop voor in de remmen moesten gaan. De rest van het lange circuit was supersnel, met de alsmaar efficiëntere auto’s en de in de regio nogal onvoorspelbare en vooral vaak slechte weersomstandigheden werd het onvermijdelijk zowel de snelste als de gevaarlijkste F1-omloop van de kalender. Ook al omdat er nauwelijks vangrails of andere veiligheidsvoorzieningen waren en de baan te lang was om in voldoende medisch personeel te voorzien.

Goed afgelopen

In 1969 werden de risico’s voor de alsmaar mondiger wordende piloten een breekpunt, vooral voor de er enkele jaren eerder nipt aan de dood ontsnapte Jackie Stewart. De Schot had in 1966 een ongeval aan heel hoge snelheid in de knik bij Masta, volgens de piloot met voorsprong de moeilijkste bocht ter wereld. Hij miste die, ging dwars door een houthakkershut, raakte een telegraafpaal en kwam in de aanzienlijk lager gelegen tuin van het aanpalende huis terecht (zie ook pag. XXX).

De BRM lag er op zijn kop en had zich deels over de benen van Stewart gebogen, het duurde een half uur voor de piloot uit het wrak kon worden bevrijd. Al die tijd zat hij met gebroken ribben en dito sleutelbeen geklemd tussen lekkende brandstoftanks, het was een mirakel dat de auto geen vuur vatte. Hulpdiensten waren er niet, Stewart werd uit de auto gehaald door zijn collega’s Graham Hill en Bob Bondurant. Die er overigens materiaal voor moesten lenen van een buurtbewoner. Vandaag zou zoiets de F1 op zijn kop zetten, toen noemde men dat gewoon een ‘goede afloop’.

Nijvel en Zolder

De gemiddelde snelheden op Francorchamps bedroegen ondertussen al een dikke 240 km/u en Stewart, die als woordvoerder van de piloten optrad, eiste drie jaar later een reeks aanpassingen die het circuit veiliger moesten maken. De allicht al krap bij kas zittende organisatoren wilden er geen geld voor vrijmaken, waarop de Britse, Franse en Italiaanse teams voor een boycot kozen en de race noodgedwongen werd geannuleerd. Voor 1970 kwamen er wel wijzigingen. De F1 keerde terug, maar het zou de laatste keer zijn dat er op de lange omloop een GP werd georganiseerd.

Die van 1971 werd immers alweer geannuleerd, het circus zou in de jaren 70 naar Nijvel en vooral Zolder verhuizen, maar een decennium later kreeg Spa een nieuwe kans. Terwijl er elders in de wereld weleens nieuwe circuits werden aangelegd waar het ontwerp van de tribunes, de omvang van de vipruimte en de looks van de hotels eromheen belangrijker leken dan de kronkels van het asfalt waarop er moest worden gekoerst, werd het nieuwe Francorchamps een pareltje.

Het was nog ongeveer half zo lang als het oorspronkelijke stratencircuit, de snelle stukken die langs dorpjes en andere gevaarlijke punten scheerden werden afgesneden en wat overbleef was een omloop die alle piloten, teams en ook toeschouwers vanaf de comeback van de F1 in 1983 enorm kon bekoren. Alain Prost won toen, ook hij verklaarde zich meteen fan. Er werd in 1984 nog één keer naar Zolder teruggekeerd, daarna leek het feest definitief voor Francorchamps bestemd.

Al ging het in 1985 wel weer even fout. We hebben er geen wetenschappelijke bevestiging voor gevonden, maar er wordt verteld dat er in de lange geschiedenis van het circuit zelfs eens een periode van twintig opeenvolgende jaren was waarin er altijd wel wat regen viel tijdens de Grote Prijs. En vaak ook veel, vandaar het plan om een type asfalt te gieten dat water beter kon absorberen. Voor de editie van de lente van 1985 was het echter droog én warm. Het wegdek, aangelegd met veel vertraging, bleek te nieuw en te weinig bestand tegen het in die dagen waanzinnige turbogeweld van de F1-bolides. Tijdens de oefensessies en de kwalificaties werd de asfaltlaag met elke ronde slechter en slechter. Tot op het gevaarlijke af. Waarop de wedstrijd werd uitgesteld tot september en ene Ayrton Senna zijn eerste van vijf overwinningen pakte in een grotendeels… natte Francorchamps-race.

Nieuwe datum

Ze deden het in het buitenland graag af als een Belgenmop, feit is dat het F1-wereldje Francorchamps de klucht met het asfalt toch weer wist te vergeven. Wellicht precies omdat een kampioenschap zonder dat prachtige circuit nog moeilijk was voor te stellen. Je moet weten dat er in die tijd ook wel eens werd gekoerst in Amerikaanse stadsparken en in Las Vegas zelfs een keer letterlijk op een hotelparking.

In 1986 domineerde Nigel Mansell de race, het jaar daarop reed de Brit zichzelf en Senna van de baan toen hij die aan de buitenkant van Fagnes – een schier onmogelijke plek - voorbij wilde, waarna een schermutseling tussen de twee volgde in de berm. De Braziliaan won wel de vier volgende jaren, twee keer in de voor de streek zo typische gietende regen.

Op de uitgestelde editie van 1985 na, was de Belgische grote prijs tot dan toe altijd in de vaak natte lente georganiseerd. Maar vanaf 1988 kreeg de race een nieuwe plaats op de kalender. Sindsdien wordt ze steeds eind augustus of begin september georganiseerd, wat zeker niet altijd voor betere weersomstandigheden zorgt.

Kettingbotsing

Na Senna werd ene Michael Schumacher de nieuwe held van Franchorchamps. De Duitser kwam van maar een eindje over de grens en bracht dan ook altijd een hele horde fans mee. Die zagen hem na zijn eerste zege in 1992 ook winnen in 1995 en de twee daaropvolgende jaren.

Maar dé gekste F1-race uit de hele Francorchamps-geschiedenis werd de alweer kletsnatte editie van 1998, toen na de eerste bocht liefst 13 van de 22 auto’s tegen de vangrails en vooral elkaar knalden. De weersomstandigheden waren ook na de herstart een uur later nog altijd slecht en de wedstrijd kende nog verschillende bangelijke crashes, met alweer een overkookmomentje. In de hoofdrol het slachtoffer Schumacher die in een bui van razernij net niet David Coulthard te lijf ging in de pits. Slechts acht piloten werden in de eindklassering opgenomen, twee van hen op vijf ronden achterstand. Het leverde Jordan een unieke dubbelslag op, Damon Hill won er voor ploegmaat Ralf Schumacher. Juist ja, de broer van.

Het waren heroïsche tijden, maar in 2003 werden de eerste pagina’s van nog maar eens een minder fraai hoofdstukje Francorchamps-geschiedenis geschreven. Als eerste land  alsmaar meer landen werd tabaksreclame verboden, in een periode waarin de racerij nog stevig werd gefinancierd door de grote namen uit die industrie. De deels zelfverklaarde F1-paus Bernie Ecclestone kon zich niet neerleggen bij een ban van Marlboro en co uit de Ardennen, het leidde tot het soort politiek conflict waar we in België een patent op lijken te hebben.

Gewiekste Ecclestone

De race van 2003 werd door Ecclestone sowieso al van de kalender gehaald, dat konden de in paniek geslagen regionale politici niet meer verhinderen. Ze hadden er wel een communautair conflict voor over om de Belgische grote prijs in die antitabakstijden nog te redden, vooral in de hoogdagen van Michael Schumacher staken er, zoals gezegd, een pak Duitse supporters de grens over en die lieten in de Ardennen natuurlijk geld achter. Het economische belang daarvan werd in het nog altijd autosportgekke Wallonië wat overschat, maar het bereikte politieke compromis rond de tabaksreclame kwam hoe dan ook te laat voor de redding van de race in 2003.

Voor de daaropvolgende jaren werd in allerijl een nieuw en alleen in het Engels opgesteld contract met Ecclestone afgesloten, eentje waarvan enkele Belgische ‘onderhandelaars’ (waaronder ene Jean-Marie Happart) later toegaven dat ze het amper of zelfs niet hadden gelezen. Of misschien nog erger: niet hadden begrepen. De gewiekste Brit droeg de organisatie van de grote prijs over aan een sterk politiek gekleurde intercommunale, de Société de Promotion du Circuit Spa-Francorchamps of SPSF. Die schoof haar nieuwe opdracht snel door naar Didier Defourny, een soort Waalse Herman Schueremans.

Maar een Formule 1-race organiseren bleek al snel een ander paar mouwen dan een concert van Céline Dion, temeer daar het Schumi-effect ondertussen aan het uitdoven was en er door het uit de sport verdwijnen van Jos Verstappen (vader van Max) ook in Nederland niet veel tickets meer werden verkocht. Met als gevolg dat er in 2004 en 2005 een pak minder toeschouwers opdaagden dan de voorgaande jaren. En er te weinig geld in de kassa terechtkwam.

Het grote schandaal

In het contract met Ecclestone stond echter dat hij jaarlijks recht had op 14 miljoen euro, ongeacht de inkomsten. Zelfs als er geen grote prijs zou worden georganiseerd! Het resultaat was een met zware financiële verliezen kampende organisatie en uiteindelijk ook het faillissement van het bedrijfje van Defourny, ondanks het hem nog snel toegestopte belastinggeld. Met de zegen van een Waalse regering die dan pas goed besefte wat er in dat fameuze contract stond.

Nu ja, achteraf bleek dat het toch in het Waalse parlement was gepasseerd en dat iedereen er dus wel van op de hoogte had moeten geweest zijn. De F1-baas had aanvankelijk geen oren naar de smeekbede om het contract aan te passen, ondertussen rees voor het infrastructureel verouderde circuit ook nog het probleem van een reeks broodnodige moderniseringen. De ervoor vereiste miljoenen bleken niet meteen beschikbaar, begin 2006 schrapte de FIA de Belgische grote prijs nog eens van de kalender.

Het geld voor de werken werd uiteindelijk gevonden en Ecclestone liet zich overtuigen om de organisatie van de race opnieuw op zich te nemen, in 2007 keerde de F1 terug naar Francorchamps. Twee jaar later was er weer eventjes paniek, toen de Brit het plan ontvouwde om de Belgische grote prijs te laten roteren met eentje op de Duitse Nürburgring. Maar dat zag de rest van het F1-wereldje niet zitten en sindsdien werd er geen jaar meer overgeslagen.

Beter nog, de Ardennen stonden zelfs in dit vervloekte coronajaar ook snel weer op de aanpaste kalender van het pas in de zomer gestarte seizoen. En niemand die er op dit moment nog aan denkt om Francorchamps eraf te halen, het F1-peloton en de vele fans van Max Verstappen zouden het ook niet aanvaarden.

Formule 1 in Spa-Francorchamps: de erelijst

1950: Juan Manuel Fangio (Alfa Romeo)
1951: Giuseppe Farina (Alfa Romeo)
1952: Alberto Ascari (Ferrari)
1953: Alberto Ascari (Ferrari)
1954: Juan Manuel Fangio (Maserati)
1955: Juan Manuel Fangio (Mercedes)
1956: Peter Collins (Ferrari)
1958: Tony Brooks (Vanwall)
1960: Jack Brabham (Cooper)
1961: Phil Hill (Ferrari)
1962: Jim Clark (Lotus)
1963: Jim Clark (Lotus)
1964: Jim Clark (Lotus)
1965: Jim Clark (Lotus)
1966: John Surtees (Ferrari)
1967: Dan Gurney (Eagle)
1968: Bruce McLaren (McLaren)
1970: Pedro Rodriguez (BRM)
1983: Alain Prost (Renault)
1985: Ayrton Senna (Lotus)
1986: Nigel Mansell (Williams)
1987: Alain Prost (McLaren)
1988: Ayrton Senna (McLaren)
1989: Ayrton Senna (McLaren)
1990: Ayrton Senna (McLaren)
1991: Ayrton Senna (McLaren)
1992: Michael Schumacher (Benetton)
1993: Damon Hill (Williams)
1994: Damon Hill (Williams)
1995: Michael Schumacher (Benetton)
1996: Michael Schumacher (Ferrari)
1997: Michael Schumacher (Ferrari)
1998: Damon Hill (Jordan)
1999: David Coulthard (McLaren)
2000: Mika Häkkinen (McLaren)
2001: Michael Schumacher (Ferrari)
2002: Michael Schumacher (Ferrari)
2004: Kimi Räikkönen (McLaren)
2005: Kimi Räikkönen (McLaren)
2007: Kimi Räikkönen (Ferrari)
2008: Felipe Massa (Ferrari)
2009: Kimi Räikkönen (Ferrari)
2010: Lewis Hamilton (McLaren)
2011: Sebastian Vettel (Red Bull)
2012: Jenson Button (McLaren)
2013: Sebastian Vettel (Red Bull)
2014: Daniel Ricciardo (Red Bull)
2015: Lewis Hamilton (Mercedes)
2016: Nico Rosberg (Mercedes)
2017: Lewis Hamilton (Mercedes)
2018: Sebastian Vettel (Ferrari)
2019: Charles Leclerc (Ferrari)
2020: Lewis Hamilton (Mercedes)

Senior Writer (freelance)

Facebook: @alain.devos.18 / Twitter: @devos_alain / Instagram: @adevos12

BLIJF OP DE HOOGTE VAN HET LAATSTE AUTONIEUWS!
Nieuwe modellen, tests, advies, exclusieve evenementen! Het is gratis!

Ik schrijf me in

Nieuws

Aanbevolen nieuwsberichten