Met meer dan vijftien edities achter zijn naam kent hij de Japanse hoofdstad dan ook als zijn broekzak. Nu was het eindelijk mijn beurt. En ook ik ben verliefd geworden op deze wonderlijke metropool. De clichés kloppen, want het is er zo proper dat je haast van de straat kunt eten. Niet alleen rijdt de metro er zo punctueel dat je er je horloge op kunt gelijkzetten, maar bij het in- en uitstappen schuiven de mensen zo netjes en gedisciplineerd aan dat je zou zweren dat ze ervoor gestudeerd hebben.
Verder heb je eeuwenoude tradities die samensmelten met hypermoderniteit, de ingetogen natuur van de inwoners en tegelijk hun hang naar extreme uitspattingen, het heerlijke eten dat zo gezond is dat iedereen er 100 jaar lijkt te worden.
Een stad met meer inwoners dan heel België heeft andere mobiliteitsoplossingen nodig. En daarvoor hebben ze in Japan ooit de kei car uitgevonden, een interessant geprijsd en fiscaal ondersteund wagentype dat niet langer mag zijn dan 3,40 meter en niet krachtiger dan 64 pk (uit een brandstofmotor met een cilinderinhoud van maximaal 660 cc), helemaal afgestemd op de smalle straten, de beperkte parkeergelegenheden en de hoge bevolkingsdichtheid. Wanneer je door de straten van Tokio loopt, begrijp je waarom die kei cars bijna 40 procent van de totale autoverkoop vertegenwoordigen.
WANNEER JE DOOR TOKIO LOOPT, BEGRIJP JE WAAROM KEI CARS BIJNA 40 PROCENT VAN DE AUTOVERKOOP VERTEGENWOORDIGEN.
Het concept fascineert me. Niet enkel omdat het bijzonder grappige creaties oplevert, maar ook omdat die kei-formule wel eens naar onze contreien zou kunnen overwaaien. Want om de slepende elektrificering een zoveelste duw in de rug te geven, denken ook de Europese beleidsmakers aan een nieuwe wagenklasse met compacte afmetingen en een maximumgewicht, aangedreven door een elektrische module die een rijbereik van een 250 kilometer belooft, en net snel genoeg om zich heel even op de snelweg te wagen.
Modellen zoals de Suzuki E-Sky uit de Tokio-reportage. Met een specifieke homologatie met minder complexe en dus minder dure veiligheidssystemen. Zonder de nood aan slimme infotainmentsystemen met gigantische displays, want doorgaans is je smartphone meer dan slim genoeg om je muziek te streamen en je gps-gewijs de weg te tonen. In stadscentra zou je zelfs zones kunnen inrichten die enkel toegankelijk zijn voor dit soort euro-kei cars– denk ook aan de onlangs voorgestelde Dacia Hipster.
Als kind uit een roodgroen nest ben ik het idee van eerlijke mobiliteit genegen, al zou dit systeem het openbaar vervoer wel verder ondergraven. En ook fietsers heb ik in Japan nauwelijks gezien, laat staan een fatbike of een bakfiets. Nu goed, als de trams en bussen bij ons even stipt zouden rijden als in Tokio, dan zou ik er ook vaker gebruik van maken. En zou de wereld echt een slechtere plaats zijn als er wat minder bakfietsen door de straten zouden rijden?
‘s Ochtends geland, met een stijve nek en een flinke dosis jetlag naar een familiefeest. Ook hier zijn elektrische auto’s een thema, maar dan op een heel andere manier. Ze moeten groot zijn en propvol functies zitten – er was zelfs iemand die zijn vrouw een Tesla Model X cadeau wilde geven omdat die auto zijn eega en hun recent geboren dochter beter zou beschermen.
Hoewel hij nooit met de auto op vakantie gaat, waren ook de range en het laadvolume extreem belangrijk. Hij zou de wagen gedeeltelijk op de zaak kunnen zetten en zag nog wel een aantal trucjes om die peperdure auto eigenlijk belachelijk goedkoop te houden. Dat ze die kolos nauwelijks geparkeerd noch door de Brusselse binnenstad gemanoeuvreerd krijgt, was bijzaak; hoe groter, hoe beter.
Of hoe die kei cars, hoe goedbedoeld ze ook zijn, eerst een mentaliteitswijziging vereisen. En een beter beleid dat alle achterpoortjes sluit. Want dat is zo vaak het probleem bij fiscale gunstmaatregelen: degene die er volop van profiteren, hebben ze eigenlijk niet nodig. Die Europese kei cars zouden echt gebruikt moeten worden door de mensen die nu vruchteloos op zoek zijn naar een betaalbare oplossing voor hun oude dieselwagen.